Skip to main content

Tel. 015 310 8873 | info@westmaasmakelaardij.nl

Modernisering grondbeleid

Op 19 juni jl. maakte Minister Hugo de Jonge in een Kamerbrief zijn plannen bekend om tot een modernisering van het grondbeleid te komen. In deze brief worden drie sporen geschetst waarin het ministerie het grondbeleid wenst te wijzigen. In deze sporen worden plannen geschetst die grote gevolgen kunnen hebben voor grondeigenaren.

Het ministerie schetst in de brief een zestal problemen op het gebied van grondbeleid die nu gebiedsontwikkelingen vertragen:|

A. Overheidspartijen zijn afhankelijk van andere partijen
    waardoor onderhandelingen moeizaam verlopen.
B. Er is een tekort een kennis en capaciteit bij overheden.
C. Er is te weinig financiële armslag bij gemeente en
    provincies, hierdoor worden risico’s vermeden.
D. De werking van de grondmarkt maakt dat de grond
    schaars en duur is.
E. De hoge verwervingskosten maken dat de kosten van
    publieke voorzieningen niet altijd verhaald kunnen
    worden.
F. De waardestijging van de grond wordt onvoldoende
   ingezet om de gebiedsontwikkeling te bekostigen.

Voor de aanpak van deze problemen schetst het ministerie een aantal “oplossingen” waarvan de volgende van belang kunnen zijn voor grondeigenaren en waarbij wij onze kanttekeningen plaatsen.

1. Het voorkeursrecht zou meer en eerder ingezet moeten
    kunnen worden.
    Het voorkeursrecht kan ook onder de omgevingswet voor
    een maximale duur van 16 jaar en 3 maanden worden
    gevestigd. Wij zien niet in dat een nog verdere
    verlenging van deze al zeer lange termijn de
    woningbouwontwikkeling zou kunnen versnellen?

2. Overheden kunnen mogelijk gezamenlijk aankopen gaan
    doen.
    Een verstandige optie. Gemeentes missen veelal de
    financiële armslag en daadkracht om grootschalige en
    kapitaalintensieve aankopen te doen voor een
    gebiedsontwikkeling. Echter in de regel maakt
    samenwerking van overheden het niet tot een
    sneller proces.

3. De onteigeningsprocedure zou tegelijk met de
    onderhandelingen moeten starten.
    Hier wordt volledig voorbij gegaan aan het noodzaak
    criteria uit de wet. Het minnelijk overleg dient
    gewoonweg tijdig gestart te worden door de betrokken
    overheden. Ook wordt er in de brief pogingen geschetst
    zelfrealisatie aan banden te willen leggen. Duidelijk is
    dat een beroep hierop ook gevolgd zal moeten worden
    door concrete acties van de grondeigenaar. 

4. Nieuwe afspraken over taxaties van de inbrengwaarde,
    waarbij verkent wordt of de inbrengwaarde niet
    uitsluitend op basis van de gebruikswaarde getaxeerd
    dient te worden. 
    Er wordt een voorstel gedaan tot het vaststellen van
    een gezamenlijke waarderingsinstructie voor
    gebiedsontwikkelingen. Op zichzelf kunnen hiermee
    taxatierapporten voor de inbrengwaarde duidelijker
    worden gemaakt. Echter een dergelijke waarderings-
    instructie moet wel de garantie geven dat taxateurs in
    alle onafhankelijkheid hun werk kunnen blijven doen.

    Verder wordt via een omslachtige redenatie voorgesteld
    de inbrengwaarde uitsluitend nog te bepalen op basis
    van het bestaande gebruik van de grond. Dit zou
    ingrijpende gevolgen kunnen hebben voor
    grondeigenaren. In dat geval zal een grondeigenaar
    die zelf realiseert een fors hogere exploitatiebijdrage
    moeten betalen. Om nu via de achterdeur van de
    waarderingsinstructie deze ingrijpende stelselwijziging
    in te willen voeren is echt een stap te ver nu de
    fundamentele discussie over wie recht heeft op de
    waardestijging van grond nog niets eens gevoerd is.

5. Een verkenning van een heffing ter voorkoming van
    speculatieve grondhandel.
    Tenslotte wordt in de brief een verkenning geschetst
    voor een zogenaamde planbatenheffing, waarbij een
    heffing wordt gedaan op basis van een waardetoename
    als gevolg van planologische wijzigingen. Een dergelijke
    heffing zou een fundamentele stelselwijziging tot gevolg
    hebben. Hierover zal eerst maar eens de politieke
    discussie gevoerd moeten worden over wie de
    waardestijging toe komt, de grondeigenaar of de
    maatschappij. 

Conclusie
In de brief worden een aantal terechte problemen aangekaart, echter het grondbeleid is slecht één van de beperkende factoren bij gebiedsontwikkeling. Factoren zoals het stapelen van teveel wensen in plannen, maatschappelijke weerstand tegen ontwikkelingen, besluiteloze gemeentes, politieke versplintering en uiteraard de milieu- en stikstofproblematiek spelen een veel grotere rol bij de vertraging van plannen. Of een aantal fundamentele stelselwijzigingen, die ten koste gaan van de grondeigenaar, de gebiedsontwikkeling doen versnellen betwijfelen we zeer.

Lees HIER de kamerbrief.